De afgelopen maanden hebben de centrales en Defensie in het Sectoroverleg Defensie (SOD) veel tijd en energie gestoken in de uitwerking van het arbeidsvoorwaardenakkoord en op veel vlakken zijn de partijen aan tafel het eens geworden over de specifieke regelingen die uit dit akkoord zouden moeten volgen. Recentelijk is echter duidelijk geworden dat er een verschil van mening bestaat over een specifiek element van het arbeidsvoorwaardenakkoord. Defensie en de vakcentrales lijken hierin lijnrecht tegenover elkaar te staan. Als gevolg hiervan hebben zij uitgesproken dat er sprake is van een geschil en dat zij in dit geval de Advies- en Arbitragecommissie (AAC) zullen inschakelen.


Het onderwerp van discussie betreft de eenmalige uitkeringen van €300,- die in 2019 respectievelijk zijn en in 2020 zullen worden uitgekeerd aan het defensiepersoneel. Bij het behandelen van de Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) waarin deze uitkeringen formeel worden vastgesteld, is de vraag naar boven gekomen of deze uitkeringen pensioengevend moeten zijn. Voor de vakcentrales is het antwoord op deze vraag helder: het uitgangspunt bij overgang van eindloon naar middelloon voor militairen was een in basis gelijke regeling als voor burgerambtenaren (die al geruime tijd een middelloonregeling kennen). Inkomenselementen die voor burgers pensioengevend zijn, dienden voor militairen ook als zodanig te worden aangeduid. Aangezien eenmalige uitkeringen voor burgers pensioengevend zijn, zou dat in de middelloonregeling voor militairen ook moeten gelden. Defensie staat hier echter anders in. Zij stelt dat in het akkoord niet concreet is vastgelegd dat deze twee uitkeringen onder een dergelijk regime vallen. Daarbij geeft zij aan in de dekking geen rekening te hebben gehouden met het afdragen van premies over deze inkomenselementen. Kortom: we hebben het niet concreet afgesproken en de dekking is er niet.


Op het eerste argument van Defensie hebben wij als centrale moeten erkennen dat dit op zich juist is. In het akkoord staat niet concreet opgeschreven dat de eenmalige uitkeringen voor militairen pensioengevend zijn. Daarentegen is in het voortraject wel degelijk besproken dat de middelloonregeling voor burgerambtenaren als basis diende voor de regeling van militairen, de pensioengevendheid van deze inkomenselementen is dan een logisch gevolg. Daarbovenop is wel degelijk overeengekomen welke inkomenselementen níet pensioengevend zijn, en daar staan deze uitkeringen niet bij. De vraag is; wie heeft er nu gelijk en wie krijgt het?
In een ultieme poging om uit deze discussie te komen, hebben de vakcentrales zich bereidwillig getoond om te kijken naar alternatieve financieringsbronnen en zo aan het dekkingsprobleem van Defensie tegemoet te komen. Dit bleek voor Defensie op dit moment echter geen begaanbaar pad.


Nu beide partijen elkaar formeel hebben aangegeven dat er sprake is van een geschil is het gebruikelijk om een nieuwe vergadering te beleggen. In deze vergadering wordt het geschil vervolgens geformuleerd, waarna de AAC-procedure kan worden opgestart. Mocht gedurende deze vergadering blijken Defensie en de centrales elkaar alsnog hebben kunnen vinden, dan kan worden besloten om af te zien van een verzoek aan de Advies en Arbitragecommissie. Zoals u misschien begrijpt geniet het niet onze voorkeur om de AAC in te schakelen, wij hopen dan ook dat wij dit verschil in opvatting kunnen slechten en tot een voor u eerlijke oplossing komen.