De zes meest gestelde vragen over het bovensectorale ‘Loonakkoord’

Op 9 juli sloten de onderhandelaars van de overheidswerkgevers en drie van de vier Centrales van Overheidspersoneel een bovensectoraal onderhandelaarsakkoord. In de media het ‘Loonakkoord’ geheten.
Hierop verscheen er een grote hoeveelheid aan – soms tegenstrijdige – uitleg van dit loonakkoord in de media en op de websites van de Centrales en de bijbehorende vakbonden.
Logisch dus dat hier vragen over binnen kwamen bij de vakbonden die vallen onder de CMHF-sector Defensie: de GOV|MHB, KVMO, KVNRO, NOV & ODB.


De antwoorden op de zes meest gestelde vragen staan hieronder toegelicht.

NB. Op het moment van schrijven is de achterbanraadpleging nog gaande.
Waar van toepassing zijn de antwoorden gegeven in de verwachting dat de achterban van de verschillende Centrales én van de overheidswerkgevers zullen instemmen met het loonakkoord.

 

1. Is de loonsverhoging voor het defensiepersoneel met dit loonakkoord een feit?
Nee.

Dit loonakkoord betreft slechts een onderhandelaarsakkoord op bovensectoraal niveau.
Pas nadat de leden van de drie Centrales, die dit onderhandelaarsakkoord met de overheidswerkgevers zijn overeengekomen, hebben ingestemd is er sprake van een daadwerkelijk akkoord met bindende afspraken.
Deze bindende afspraken dienen dan nog te worden vertaald in afspraken op de overlegtafels van de verschillende overheidssectoren. Het is namelijk binnen de overlegsectoren zelf dat arbeidsvoorwaardelijke afspraken worden vastgesteld.
Voor Defensie houdt dit in dat in het Sector Overleg Defensie de afspraken uit het loonakkoord worden vertaald in de arbeidsvoorwaarden van het defensiepersoneel.
Pas wanneer Defensie en de bonden deze afspraken hebben vastgelegd in een arbeidsvoorwaardenakkoord voor de sector Defensie zijn deze een feit.
Omdat de afspraken in het loonakkoord zeer specifiek zijn, hoeft een arbeidsvoorwaardenakkoord voor de sector Defensie echter niet lang op zich te laten wachten.

 

2. Waarom zie ik in het loonakkoord niets terug van de Bijzondere Positie van de militair?
Het bovensectorale loonakkoord betreft uitsluitend afspraken die alle ambtenaren betreffen. Afspraken t.b.v. specifieke categorieën ambtenaren – zoals militairen – dienen te worden gemaakt op de overlegtafels van de specifieke sectoren.

In theorie is het overigens wel mogelijk om in een bovensectoraal akkoord afspraken te maken voor specifieke categorieën ambtenaren. De dynamiek van het bovensectorale onderhandelingsproces heeft dan echter tot gevolg dat alle specifieke categorieën ambtenaren van mening zijn dat zij recht hebben op extra geld. Dit heeft – met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid - tot gevolg dat de algemene afspraken worden versoberd en alle specifieke categorieën een zelfde hoeveelheid geld ‘extra’ toebedeeld krijgen.
Per saldo is de totale financiële ruimte ter verbetering van de arbeidsvoorwaarden dan hetzelfde als nu, maar wordt de Bijzondere Positie van de militair door de militair zelf, ten koste van de eigen loonsverhoging, gefinancierd.
De GOV|MHB heeft er om die reden dan ook geen probleem mee dat de Bijzondere Positie van de militair niet wordt benoemd in het bovensectorale loonakkoord. Dit onderwerp zal op de overlegtafel van de sector Defensie worden geadresseerd.

 

3. Wat is het gevolg van dit bovensectorale loonakkoord voor de arbeidsvoorwaardenonderhandelingen die nu bezig zijn bij Defensie?
De druk om op korte termijn tot afspraken te komen is met dit loonakkoord afgenomen, als het aan de GOV|MHB ligt.
In het huidige arbeidsvoorwaardenoverleg binnen de sector Defensie is de GOV|MHB er altijd vanuit gegaan dat tegenover de gemaakte afspraken over (o.a.) het wijzigen van de UGM, het aanpassen van het FPS, e.d. een loonsverhoging moet staan.
Met dit bovensectorale loonakkoord is, volgens het Kabinet, echter alle loonruimte voor 2015 en 2016 opgesoupeerd. De minister van Defensie heeft dus geen geld meer beschikbaar om de loonsverhoging die tegenover de voornoemde wijzigen dient te staan te financieren. Tenzij de minister extra geld weet los te krijgen bij het Kabinet.

 

4. Dit loonakkoord is toch niets meer dan een sigaar uit eigen doos?
De GOV|MHB ziet dit niet zo.
Voor de GOV|MHB betekent ‘een sigaar uit eigen doos’ dat de individuele militair of burgermedewerker geld al kreeg, maar dat door de nu gemaakte afspraken het geld nu slechts op een andere manier wordt verkregen.
De GOV|MHB is van mening dat slechts 1,0% van de totale 5,05% kan worden gezien als ‘een sigaar uit eigen doos’, maar dan nog met een aantekening.

Een toelichting:
- 2,85% van de loonsverhoging betreft extra geld van het Kabinet.
- 0,8% van de loonsverhoging – de GOV|MHB prefereert hierbij de term inkomensontwikkeling – komt voort uit een wetswijziging. Een wetswijziging die geld voor alle werkenden in Nederland. Dus niet alleen de ambtenaren.
Dit geld werd in het verleden door Defensie al uitgegeven aan de individuele defensiemedewerker. Door de wetswijziging was deze defensiemedewerker dit geld echter kwijt.
Afgesproken is dat dit geld toch weer aan de defensiemedewerker toekomt.
(Dit betreft de 0,8% die in juni, met terugwerkende kracht tot 01-01-2015, is uitgekeerd.)
- 0,4% van de inkomensontwikkeling betreft het niet betalen van de herstelpremie voor ABP pensioenfond. Dit geld zou in de grote ‘geldpot’ van ABP terechtkomen voor verbetering van de dekkingsgraad. Dit geld was dus niet bestemd voor de individuele defensiemedewerker.
Het effect van deze herstelpremie op de dekkingsgraad is echter zo minimaal - 1,0% herstelpremie levert slechts 0,1% verbetering van de dekkingsgraad - dat dit niet het verschil maakt tussen wel of niet indexeren van de pensioenen. (Voor de beeldvorming: de dekkingsgraad van ABP bedraagt op 17 juli 102% en moet 130% bedragen om over te mogen gaan tot (prijs)indexatie).
- 1,0% van de inkomensontwikkeling betreft de ruimte die ontstaat doordat bij de indexering van de pensioenen voortaan wordt uitgegaan van prijsindexatie i.p.v. loonindexatie. Dit is dus een vrijval van pensioenpremie die oorspronkelijk bedoeld is voor de individuele defensiemedewerker.
De aantekening: Deze verandering van indexatie heeft slechts effect wanneer er sprake is van indexatie. ABP heeft m.i.v. 2010 de pensioenen niet kunnen/mogen indexeren. Ook heeft ABP eind 2014 aangegeven de pensioenen de komende 10 jaar zeker niet te indexeren. Deze aanpassing heeft dus – uitgaande van ABP – de komende 10 jaar geen effect op de pensioenopbouw.
Daarbij komt dat in het loonakkoord staat opgenomen dat een terugkeer naar loonindexatie - in open en reëel overleg – mogelijk blijft. (Tegen die tijd wel ten koste van arbeidsvoorwaardengeld.)
- Door de inkomensontwikkeling van 5,05% stijgt echter wel de pensioengrondslag – het bedrag waarover pensioen wordt opgebouwd, met als gevolg dat er een verhoogde pensioenopbouw plaatsvindt.

 

5. Wat betekent dit loonakkoord voor mijn pensioen?
Pensioenen kennen een eigen dynamiek die los staat van loonsverhogingen voor actief dienenden. Een stijging van de pensioenen is afhankelijk van de dekkingsgraad van het pensioenfonds (ABP). Deze dekkingsgraad is voornamelijk afhankelijk van de rentestand en het rendement op beleggingen van ABP.
Het loonakkoord heeft de eerstkomende jaren indirect ook geen invloed op de pensioenen. (Zie de derde en vierde bullet onder vraag 4.)
Of het loonakkoord na deze jaren wel invloed heeft is afhankelijk van een groot aantal zaken:
- Hoe ziet het pensioenstelsel er tegen die tijd uit? Een van de afspraken in het eerste deelakkoord voor de sector Defensie is dat het militaire pensioenstelsel wordt aangepast. Ook Staatssecretaris Kleinsma heeft aangekondigd het Nederlandse pensioenstelsel in 2020 te willen aanpassen;
- Mag er tegen die tijd wel geïndexeerd worden? Hierbij geldt – op basis van de huidige regels – dat er bij gebruikmaking van prijsindexatie eerder tot indexatie mag worden overgegaan dan bij loonindexatie;
- Is er tot die tijd sprake van een grotere loonstijging dan prijsstijging (inflatie)? Indien dit niet het geval is, dan hebben de huidige afspraken geen (negatieve) invloed op de hoogte van de pensioenen;
- Wordt tegen die tijd, indien noodzakelijk, overeengekomen om terug te gaan van prijsindexatie naar loonindexatie?
Hoewel resultaten uit het verleden geen garanties voor de toekomst bieden, heeft de GOV|MHB op dit moment dan ook geen reden om te denken dat dit loonakkoord negatieve gevolgen zal hebben voor de pensioenen. Mochten er op de middellange termijn indicaties zijn dat negatieve effecten toch aanstaande zijn, dan is de GOV|MHB van mening dat er dan voldoende tijd is om – in overleg met de sociale partners – maatregelen te treffen.

 

6. Wat zie ik van dit loonakkoord terug in mijn UGM?
De afspraken in dit loonakkoord moeten eerst nog vertaald worden in een arbeidsvoorwaardenakkoord voor de sector Defensie. (Zie vraag 1.)
In een arbeidsvoorwaardenakkoord voor de sector defensie is het tot op heden gebruikelijk dat loonsverhogingen voor het actief dienende personeel worden door vertaald in de UGM. De GOV|MHB ziet geen enkele reden om aan te nemen dat dit nu niet het geval zal zijn.