Het ABP heeft vandaag laten weten dat het in 2016 goed heeft geboerd met zijn vermogen. Doordat er over heel 2016 een netto vermogensrendement is behaald van 9,5%, is het vermogen op 1 januari 2017 gestegen naar 382 miljard euro en de dekkingsgraad naar 96,6%.

 

Dat is een stijging van het vermogen van 351 miljard met 31 miljard euro in één jaar naar 382 miljard. 1% pensioenindexatie voor actieven en gepensioneerden (overeenkomend met de 1% loonstijging die de werkgever in het vooruitzicht stelt) per 1 januari 2017, is een bedrag van 3,82 miljard euro. Nog meer perspectief: op dit moment bedraagt de totale indexatieachterstand over de afgelopen jaren 11,9%, oftewel 45,45 miljard. Het wordt in het licht van deze cijfers steeds ongeloofwaardiger dat er niet (gedeeltelijk) wordt geïndexeerd en in het afgelopen jaar regelmatig werd gewaarschuwd voor kortingen.

 

Discrepantie
Maar waarom dan deze discrepantie? Dat komt omdat de toezichthouder DNB alle pensioenfondsen in Nederland oplegt rekening te houden met een verwacht laag rendement over dat vermogen in de toekomst. Per 1 januari 2017 is dat rendement door DNB gezet op 1,3%. Dat is het zogenaamde risicovrije rendement, een rendement dat zelfs een financieel analfabeet op dit moment kan halen door geld op een spaarrekening te zetten. U ziet, DNB gaat voorzichtig met uw pensioengeld om. DNB doet dat ook vanuit de gedachte dat indexatie van pensioenen geen feestje mag zijn voor de ouderen dat de toekomstige pot voor jongeren opvreet. Ook die gedachte is niet geboren uit domheid, maar wel uit overdreven voorzichtigheid. Want waar kijken we nu naar? Naar rentes op spaargeld of daadwerkelijk door ABP gerealiseerde rendementen op risicodragend vermogen door de jaren?

 

ABP rendementen
Het ABP vermogensrendement in 2015 per 1 januari 2016 was 2,7%, niet om over naar huis te schrijven. Maar in de jaren na de eeuwwisseling, met inbegrip van de twee crises in 2003 (dotcom crisis) en 2008 (kredietcrisis) behaalde ABP gemiddeld per jaar nog steeds zo’n 7% rendement op vermogen (zie grafiek). Het is waar: rendementen uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst. Maar je kunt je ogen ook sluiten voor behaalde resultaten in het verleden en voor de doorlopende economische conjunctuur, die veel meer de financiële mogelijkheden bepalen van een pensioenfonds met betalingsverplichtingen over vele tientallen jaren.

 

Voor de duidelijkheid, die 1,3% van DNB is een reëel rendement, d.w.z. exclusief inflatie. Die 7% van ABP is een nominaal rendement, d.w.z. inclusief inflatie. Haal je daar de gangbare 2% inflatie af, dan kom je op 5% reëel rendement. Er is verder ook een opmerkelijk verschil met de aanname die het ABP-bestuur doet in het rendement dat wordt verwacht over de premiegelden die binnenkomen. Bij de vaststelling van de hoogte van de premie gaat het ABP-bestuur (goedgekeurd door DNB!) uit van 2,8% verwacht toekomstig reëel rendement over die premie. Het is opvallend bij de berekening van de gelden die binnenkomen uit te gaan van een hoger verwacht rendement dan bij de gelden die uitgaan, terwijl die gelden samen één vermogen vormen waarvoor dezelfde financieel-economische verwachtingen zouden moeten gelden.

 

Financieel Toetsings Kader
Het ABP-bestuur zou misschien wel anders willen, maar kan niet anders dan aan de leiband van de toezichthouder binnen de gestelde regels in het zgn. FTK (Financieel Toetsings Kader), de premie en uitgaven vaststellen. Zou het bestuur bij het vaststellen van de pensioenen (en korting en indexatie) ook uit kunnen gaan van het prudente reële rendement van 2,8%, dan lag de dekkingsgraad op 1 januari 2017 zo’n 20% punt hoger rond de 116%. Tussen de 110% en de 125% kan er volgens de FTK-regels gedeeltelijk worden geïndexeerd.

 

CPB-berekeningen
In een brief van 30 januari 2017 liet de staatssecretaris van SZW weten dat wat haar betreft de rekenrente niet wordt aangepast. Dat zou leiden tot een voordeel voor oudere deelnemers in de vorm van indexatie en dat is speculeren met de pensioenen van de jongere deelnemers. Zij zei dit naar aanleiding van een CPB-onderzoek na Kamervragen over het leggen van een bodem in de rekenrente voor pensioenfondsen.

 

De CPB-cijfers geven hier aanleiding tot een perspectiefschets omdat uit het onderzoek blijkt dat het leggen van een bodemrente van 2% gedurende 5 jaar nauwelijks generatie-effecten kent. Bij toekomstscenario’s uitgaand van een voortdurende slechte conjunctuur gaat het om een effect van respectievelijk plus 1% en min 1% op de hoogte van de pensioenen. Gaat het CPB uit van de betere toekomstscenario’s die in 2010 nog golden, dan is er geen zichtbaar effect meer. Toegegeven, leg je de bodem hoger en/of langer, dan kan de afwijking van de markt groter uitpakken en zijn er in toenemende mate substantiële generatie-effecten.

 

GOV|MHB
Het CPB rapport in begrijpelijke taal: als je meer uitbetaalt aan ouderen blijft er minder over voor jongeren. Dat is een waarheid als een koe. Maar de hamvraag is: is er op basis van het aanwezige kapitaal, toekomstverwachtingen beleggingen, opbrengsten tot nu toe en een eerlijke verdeling tussen jong en oud aanleiding om tot korting of indexatie over te gaan. Die vraag is (bewust) niet gesteld. Zoals wij allen weten, de inhoud van de vraag bepaalt uiteindelijk het antwoord. Telkenmale wordt de discussie niet zuiver gevoerd; vanwege onbegrip soms of anders wel om politieke redenen. Hier ligt de basis van de huidige polarisatie in de maatschappij, onverantwoordelijk.

U kent het standpunt van GOV|MHB. Met pensioengeld moet je voorzichtig zijn, het gaat om inkomen waarop mensen rekenen. Maar de overdreven voorzichtigheid om uit te gaan van de spaargeldrente, terwijl het ABP zijn rendement haalt uit beleggingen die bewezen langdurig hoger renderen, heeft iets weg van het in weerwil van cijfers en feiten niet willen of niet durven bewegen door DNB. Ook het onderzoek van het CPB sterkt de GOV|MHB weer in de gedachte dat de rigiditeit van DNB alleen begrijpelijk is vanuit de blijvend pessimistische blik van een toezichthouder die geen enkel risico wil nemen. Maar daar zijn wij bij de GOV|MHB niet van. Wij kijken met een positiever macro-economische blik naar de toekomst. Bij de werkelijk gerealiseerde rendementen van ABP, een weer aantrekkende economie na bijna 15 jaar crisis, een oplopende inflatie in de Euro zone, en een ABP-vermogen om u tegen te zeggen, is het tijd om de dagkoersen van de risicovrije rente in onze analyse en maatregelen nog wel mee te nemen, maar niet bepalend te laten zijn.