Op 18 september jl. heeft een aantal officieren een brandbrief opgesteld, gericht aan de minister van Defensie en de staatssecretaris. Het voorliggende arbeidsvoorwaardenresultaat was voor de betreffende officieren op dat moment de druppel die de emmer deed overlopen. In de brandbrief gaven zij het signaal af: “voor ons is de maat vol”. Naar aanleiding van deze brief heeft minister Bijleveld de schrijvers, tezamen met enkele van de 1941 officieren die de brandbrief mede hebben ondertekend, uitgenodigd om tekst en uitleg te geven. Dit gesprek heeft plaatsgevonden op vrijdag 12 oktober jl. te Den Haag. Naast de minister, de schrijvers van de brief en de collega officieren waren ook de staatssecretaris, de Commandant der Strijdkrachten en de Hoofddirecteur Personeel aanwezig bij het gesprek. Na afloop van dat gesprek is de brandbrief officieel aangeboden aan de minister.
Aanleidingen voor de brief: Personeel op één
De belangrijkste reden voor de officieren om de brandbrief op te stellen is het feit dat zij van mening zijn dat hetgeen de werkgever tot nu toe heeft laten zien niet strookt met hetgeen in de Defensienota 2018 staat: het personeel op één. Het personeel voorop stellen is inderdaad hard nodig, na jaren van bezuinigen en daardoor jaren van incasseren voor defensiepersoneel. Dagelijks zien de officieren de gevolgen hiervan: collega’s in alle rangen en standen die Defensie verlaten, veelal met pijn in het hart, omdat het gras bij de buren daadwerkelijk vele malen groener is, zeker in de huidige hoogconjunctuur. Maar ook het feit dat er heel veel van militairen wordt verwacht, al dan niet ten koste van het thuisfront, maakt dat het personeel op een zetten dringend nodig is. Tegenover de ‘lasten’ van het militair zijn staan slechts zeer weinig ‘lusten’. Er wordt wel gesteld dat militairen een bijzondere positie hebben, maar de waardering voor deze zelfde bijzondere positie wordt niet gezien en/of gevoeld. De toelages staan niet in verhouding tot hetgeen er aan opofferingen - nog steeds - wordt gevraagd. Hetzelfde geldt voor de geboden loonsverhoging in het inmiddels door de bonden afgekeurde cao-resultaat.
Daarnaast speelt het gebrek aan loopbaanperspectief, een reden voor veel onderofficieren en officieren om te vertrekken. Door de nieuwe diensteinderegeling kiezen veel collega’s er, al dan niet noodgedwongen, voor langer in dienst te blijven. Hierdoor stagneert de doorstroming en is er (nog) minder bevorderingsruimte, met als gevolg (nog) minder loopbaanperspectief. Dit gebrek aan loopbaanperspectief, in combinatie met de hoogconjunctuur, het gebrek aan vertrouwen en het gebrek aan waardering voor de bijzondere positie van de militair maken Defensie (steeds meer) een onaantrekkelijke werkgever. Deze negatieve ontwikkelingen stuiten de officieren tegen de borst.
Pensioenachteruitgang
De tweede reden voor de officieren om de brandbrief te schrijven gaat specifiek over de categorie waartoe zij zelf behoren: de (jonge) officieren die nog een loopbaan voor zich zien binnen Defensie. Waar het arbeidsvoorwaardenresultaat op het vlak van de pensioenen voor de lager gegradueerden terecht een verbetering voorstelde en ook de oudere collega’s er op dit vlak op vooruit zouden gaan, voorspelde het voor hun categorie een forse verslechtering. Bovendien werd verwacht dat deze groep officieren akkoord zou gaan met een grote achteruitgang in hun pensioen, zonder te weten wat de compensatie zou zijn en zonder te weten hoe het beloofde nieuwe loongebouw eruit zou gaan zien. De werkgever spreekt immers over een nieuw loongebouw maar heeft dit niet kunnen realiseren voor het onderhandelaarsresultaat. De officieren vragen zich in de brandbrief daarom hardop af: “Waarom zou dit dan wel lukken in het komende jaar?”.
Voor deze categorie officieren is de voorspelde pensioenterugval de tweede klap op rij. In het arbeidsvoorwaardenakkoord 2017 maakte deze categorie immers ook al deel uit van de grote groep officieren en onderofficieren die de leeftijd voor het functioneel leeftijdsontslag voor een derde maal, zonder enige compensatie, opgehoogd zagen worden. Niet alleen zouden zij nu langer moeten doorwerken, maar met het voorgelegde pensioenstelsel zouden zij dat moeten doen voor een aanzienlijk lager pensioen. Dit alles riep dan ook de vraag op waarom de werkgever zegt het personeel op één te stellen maar er vervolgens voor kiest een specifieke groep militairen tot tweemaal achtereen negatief te behandelen. Of, zoals tijdens het gesprek werd gezegd: ”Het lijkt er op alsof de werkgever deze categorie officieren naar buiten wil drukken.” Voor de officieren is dit een onbegrijpelijke en onacceptabele situatie.
Vertrouwen
Vertrouwen was ook een woord dat veelvuldig terugkwam in het gesprek met de ambtelijke en politieke top van Defensie. De officieren vertelden dat zij merken dat op (bijna) alle niveaus binnen de krijgsmacht het vertrouwen in de leiding de afgelopen jaren is beschadigd. Dit betreft dan niet alleen het vertrouwen in het ‘Haagse’, maar soms ook (al) het vertrouwen in een of twee niveaus boven de eigen eenheid. Dat is geen onwil maar komt simpelweg omdat veel beloftes de afgelopen jaren niet zijn waargemaakt. Of, zoals een van de officieren het verwoordde: “Hoe kunnen wij dagelijks op de werkvloer een positieve boodschap uitdragen als wij hier zelf steeds moeilijker in kunnen geloven?”.
De woorden in de Defensienota 2018 zijn daarom een goede eerste stap geweest, maar er moet op korte termijn ook daadwerkelijk invulling aan worden gegeven, voor al het defensiepersoneel. In een tijd waarin men alleen maar hoort dat Defensie er geld bij krijgt en kan gaan uitbreiden zijn de maatregelen in het onderhandelaarsresultaat niet het eerste stapje in de goede richting gebleken. Het advies van de officieren aan de minister luidt dan ook: “Voeg op (zeer) korte termijn de daad bij het woord. Voor alle medewerkers bij Defensie.”
Gesprek
De officieren hebben het gesprek ervaren als open en positief. Er was genoeg tijd en ruimte om vrijuit te spreken en te discussiëren over bovenstaande onderwerpen. De officieren voelen zich ook gehoord.
Nu is het wachten op de geadviseerde ‘daad bij het woord’. Het is aan de minister en staatssecretaris om de zorgen die de officieren, tezamen met de vakbonden, hebben geuit te vertalen naar maatregelen die leiden tot een (nieuw) cao-resultaat, dat wel strookt met de waardering die het defensiepersoneel verdient. De officieren zijn, naar aanleiding van het gesprek, in ieder geval hoopvol gestemd.