De Eerste Kamer heeft gedaan wat werd verwacht met de aanname van de Wet Toekomst Pensioenen (WTP). Het zou en het moest na 15 jaar overleg en onderhandelingen. Dat bleek al eerder toen sociale partners in juni 2019 het laatste pensioenakkoord sloten waarop de wet is gebaseerd. De Vak Centrale voor Professionals (VCP) was kritisch en zag zich geconfronteerd met een overmacht aan voorstanders inclusief FNV en CNV, en werd bijna uitgesloten van de onderhandelingen.
Ook de GOV|MHB aangesloten bij de VCP, is niet voor het nieuwe pensioenstelsel waarbij het collectief opbouwen van een pensioenaanspraak wordt verlaten voor het individueel opbouwen van een pensioenkapitaal. Dat nieuwe systeem is o.a. gepromoot als een flexibel systeem dat beter past bij een steeds heterogener maatschappij, een vergrijzende samenleving en een arbeidsmarkt waarin werknemers regelmatig van werkgever wisselen. Een beeld dat nou niet meteen oprijst denkend aan de defensiepopulatie. Het nieuwe systeem is bovendien niet in het voordeel van de hogere inkomens en vooral niet voor de militaire carrières die een langzame aanloop kennen en pas later in de loopbaan hun max bereiken. In dat nieuwe systeem wordt pas laat in de loopbaan een premie ingelegd behorend bij dat hogere inkomen, die dan ook maar korte tijd kan renderen. In het nieuwe systeem wordt de pensioenpremie onderdeel van de cao-onderhandelingen tussen sociale partners. Verwacht kan worden dat in die onderhandelingen een premie wordt vastgesteld die meer past om bij een gemiddeld inkomen tot een adequaat pensioen te komen. Bovendien is de verwachting dat de premie die wordt vastgesteld door sociale partners zal gaan dalen om plaats te maken voor inkomen nu, vooral in tijden van (hoge) inflatie. Intussen is het de bedoeling het in opbouw zijnde pensioenkapitaal te gebruiken als levensloopkapitaal met (verplichte) gebruiksmogelijkheden voorafgaande aan de pensioendatum. De conclusie is dat pensioenen op termijn zullen dalen en de hogere inkomens zullen daar het meest van gaan merken.
Tegenover al deze kritiek staan de voordelen van het wegvallen van de zekerheidsbuffer, het gerichter beleggen per generatie en het sneller kunnen verhogen van de pensioenkapitalen als de fondsrendementen dat toelaten. Maar is dat voldoende?
Monetaire autoriteiten
Deze regime change was steeds de bedoeling van het kabinet. Allereerst lijkt het huidige pensioensysteem een bodemloze put omdat er met het dalen van de rente een steeds hogere premie in moet om de pensioenbelofte op pensioendatum gestand te doen. En dat geld kan niet aan andere arbeidsvoorwaarden, bijv. het huidige loon worden besteed. Verder is deze manier van pensioen opbouwen niet in lijn met de pensioensystemen in andere EU-landen waar meer individueel wordt gedacht en meer individueel kapitaal onder de mensen is. Terwijl de enorme Nederlandse pensioenpotten van niemand zijn en het geld daarmee onaanraakbaar voor het individu. Op dit moment ook dood geld voor de monetaire autoriteiten die het graag op andere manieren willen inzetten in de reële economie. Uit de persoonlijke potten die na het invaren ontstaan kan straks worden geput in tijden van economische crises zodat het (EU) begrotingstekort niet uit de hand loopt. Bovendien kan het geld gebruikt worden voor andere doelen dan een inkomen na pensionering, bijv. een eigen huis, zorgkosten en het starten van een eigen bedrijf. Het kabinet en DNB zien dat als een versterking van de Nederlandse economie.
Arbeidsvoorwaarden
Nu de wet is vastgesteld en bepalend is volgt de arbeidsvoorwaardelijke invulling. Binnen Defensie zijn wij als GOV|MHB al een flinke tijd bezig om de nieuwe pensioenarbeidsvoorwaarden invulling geven binnen de nu aangenomen WTP, die haar schaduwen ver vooruit wierp. De planning is om op 1 januari 2026 in te varen in het nieuwe systeem. De GOV|MHB-visie is dat te doen in een specifieke militaire pensioenregeling zoals de militair die nu ook kent, om de militaire belangen samen met de werkgever Defensie zoveel mogelijk in eigen beheer te houden en daarmee zo goed mogelijk te behartigen. Op dit moment steken wij hier veel energie in en trachten wij met onze sociale partners binnen de sector de dialoog te voeren over een nieuwe invulling van uw pensioenregeling. Wij kunnen niet anders dan zeggen dat wij ons zorgen maken over de pensioenbelangen van de militair in het algemeen en de officier in het bijzonder, zoals die mogelijk ingevuld gaan worden in het nieuwe systeem.[1]
'De GOV|MHB-visie is om het [invaren] te doen in een specifieke militaire pensioenregeling zoals de militair die nu ook kent, om de militaire belangen samen met de werkgever Defensie zoveel mogelijk in eigen beheer te houden en daarmee zo goed mogelijk te behartigen'
Invaren
Door de systeemomslag, d.w.z. het vervallen van de zogenoemde doorsneesystematiek, ontstaat er voor een belangrijk deel van de bestaande actieven een achteruitgang in te verwachten pensioen. Daar moet compensatie voor komen, maar die is afhankelijk van de afspraken die daar met FNV en CNV en de werkgever over worden gemaakt. De overheid als werkgever heeft al aangegeven niet mee te betalen. Op dit moment lijkt niet de werkelijke (individuele) schade te worden vergoed, maar is het niet onwaarschijnlijk dat er een schadeberekening in gemiddelde inkomens per leeftijdsgroep gaat ontstaan, en dat is niet in het belang van de hogere inkomens van de GOV|MHB achterban.
Verder is de stand van de dekkingsgraad op het moment van invaren van belang. Bij een hoge dekkingsgraad is er geld om in één keer vanuit het aanwezige collectieve vermogen de individuele vermogens met het tekort aan te vullen. Het kan ook zo maar zijn dat de dekkingsgraad op het moment van invaren laag is. Dan is er geen sprake van compensatie en zal die uit de toekomstige premie kunnen komen. Dan ontstaan vragen als waarom zou ik als jongere meebetalen aan een pensioenschade waar ik part noch deel aan heb? En bij de getroffen generatie ontstaat de vraag of het terecht is dat zijzelf meebetaalt aan de demping van de eigen pensioenschade als gevolg van een door de overheid gewilde systeemverandering.
Bij gepensioneerden heerst een ander beeld bij compensatie vanuit de dekkingsgraad. Gepensioneerden kennen nl. ook pensioenschade in de vorm van gemiste indexatie in het huidige systeem. Hoe meer geld er gaat zitten in compensatie van de doorsneesystematiek, hoe minder geld er over blijft voor compensatie van de gemiste indexatie. In grote lijnen spelen hier dezelfde kwesties als bij de compensatie voor de actieven. Veel hangt af van de hoogte van de dekkingsgraad op het moment van invaren, de overheid die niet gaat meebetalen en de actieve generaties die geen (meer)premie willen betalen. Aan sociale partners de opdracht op een wijze manier binnen de wettelijke randvoorwaarden bij een gegeven dekkingsgraad op het invaarmoment, geld toe te delen aan na-indexatie.
Wie heeft voordeel
De werkgever heeft voordeel, dat is duidelijk en dat geldt ook voor de overheid als werkgever.
Maar hoe zit het met de werknemers? Veel hangt samen met toekomstige financieel-economische ontwikkelingen en dat is koffiedik kijken. De indruk bestaat dat voor de gepensioneerden een systeem is opgetuigd dat in belangrijke mate weerstand kan bieden aan baisses in de financiële markten, waarbij een korting niet onafwendbaar is, maar wel uit te smeren over meerdere jaren. En de buffer bestaat niet meer, dus verhogen van het pensioen in betere economische tijden is sneller te realiseren. De actieven krijgen te maken met een pensioenschade door systeemomslag. Daar zit een belangrijke min. Compensatie daarvoor is afhankelijk van de stand van de dekkingsgraad op het moment van invaren en de afspraken die we kunnen maken met de andere sociale partners. Compensatie kan ook komen in het nieuwe systeem door het wegvallen van de buffers en het sneller verhogen van het pensioen(kapitaal). Het te verwachten pensioen zal op de jaarlijkse UPO stijgen en dalen. Het echte voordeel lijkt te vallen bij de jongere. Berekeningen van meerdere actuariële adviesbureaus tonen in goede en slechte toekomstige scenario’s, hogere te verwachten pensioenen dan in het huidige systeem. Jongeren hebben ook nauwelijks of niets in te varen. Er kan daar dus geen min optreden.
Door: Martin Weusthuis
[1] Tot op heden vinden er, ondanks onze herhaaldelijke verzoeken daartoe, geen formele gesprekken met de werkgever over dit onderwerp plaats. De spelregels van het overleg dicteren dan ook dat wij u tot die tijd inhoudelijk niet kunnen informeren over wat er wel of niet besproken wordt.