Op 25 maart jl. heeft de belastingrechter Den Haag uitspraak gedaan in een zaak over de Wet Uniformering Loonbegrip. Die zaak was aangespannen door een actief militair, lid van een collega-vakbond, tegen de belastinginspecteur.
Deze militair had betoogd dat de door de WUL veroorzaakte hogere heffing van loonbelasting een onevenredige inbreuk vormt op zijn eigendomsrecht als bedoeld in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Zoals bekend heeft de WUL een negatief effect op het netto inkomen van militairen, doordat zij niet profiteren van de afschaffing van de inkomensafhankelijke bijdrage in de zorgverzekering - deze bijdrage heeft voor militairen nooit bestaan - maar wel worden getroffen door de verhoging van de inkomstenbelasting.
De rechtbank kwam tot het oordeel dat van een onevenredige inbreuk van het eigendomsrecht geen sprake is. Zij overweegt daartoe dat met de invoering van een eenvormig loonbegrip door de WUL een algemeen belang is gediend. De wetgever komt, gelet op de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens een zekere beoordelingsvrijheid toe wat betreft de manier waarop het algemeen belang wordt afgewogen tegen het ongestoorde genot van eigendom. Specifiek met betrekking tot militairen oordeelde de rechter dat er geen sprake is van een individuele en buitensporige last, zelfs als de door de wetgever beoogde bandbreedte van inkomensachteruitgang met 1,5 % zou zijn overschreden.
In januari was er al een uitspraak van de rechtbank Den Haag op het beroep tegen Defensie inzake de loonstrook van januari 2013 met dezelfde onderbouwing. Ook deze uitspraak was negatief voor de militair. Tevens had de rechter in deze uitspraak geoordeeld dat er geen sprake is van discriminatie in de zin van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Deze teleurstellende uitspraak vertoont grote gelijkenis met die in de AOW-gat procedure waarin de rechter soortgelijke overwegingen uit de kast trok. De GOV|MHB beraadt zich momenteel op de verdere (gerechtelijke) stappen in dit dossier.