De GOV|MHB heeft gemeend in 2014 nadrukkelijk aandacht te moeten schenken aan de Bijzondere Positie van de militair. Niet alleen omdat de Bijzondere positie van de militair de basis vormt van vele afwijkende arbeidsvoorwaardelijke regelingen. Maar met name omdat zowel binnen als buiten de defensieorganisatie de Bijzondere Positie van de militair niet wordt onderkent of (on)bewust over het hoofd wordt gezien. Met als gevolg dat de ‘lasten’ die deze Bijzondere Positie voor de militair met zich meebrengt met de jaren toenemen, maar de ‘lusten’ een tegengestelde beweging kennen. Het evenwicht raakt zoek.
‘Onbekend maakt onbemind’ zoals het spreekwoord zegt. Om die reden heeft u in de Prodef-Bulletins die tot nu toe in 2014 zijn uitgekomen telkens een artikel kunnen lezen waarin de Bijzondere Positie van de militair centraal stond en één element uit die Bijzondere Positie met concrete voorbeelden voor het voetlicht werd gehaald.
Op 23 september jl. is er een belangrijke stap gezet m.b.t. de Bijzondere Positie van de militair. Op die dag hebben Defensie en de Centrales van Overheidspersoneel gezamenlijk de Bijzondere Positie van de militair formeel vastgesteld. Het gaat hierbij om een beschrijving van alle elementen die gezamenlijk de Bijzondere Positie van de militair vormen én een rapport, opgesteld door de Centrales, dat inhoudelijk in gaat op de verschillende elementen.
Lees hier de beschrijving van de Bijzondere positie van de militair>>>
Lees hier het rapport van de Centrales (volgt)
Eerste stap
Het formeel vaststellen van de Bijzondere Positie van de militair is slechts de eerste stap van het proces. De volgende stap dient nu het vaststellen van de waardering van deze Bijzondere Positie te zijn. Deze stap betreft de inventarisatie van de bestaande specifieke (afwijkende) arbeidsvoorwaardelijke regelingen, zowel kwantitatief - welke regelingen zijn er? En is hiermee de volledige Bijzondere Positie afgedekt? -, als kwalitatief – Wat is de inhoud van de verschillende regelingen? Is de inhoud van deze regelingen voldoende om op recht te kunnen spreken van ‘waardering’?
Als uit deze stap blijkt dat de bestaande (specifieke) arbeidsvoorwaardelijke regelingen niet de gehele Bijzondere Positie afdekken en/of als blijkt dat er kwalitatief iets schort aan deze regelingen zullen Defensie en de Centrales voor deze lacunes een invulling overeen moeten komen. Dan zal overigens ook blijken dat het evenwicht tussen de ‘lasten’ van de Bijzondere Positie en de ‘lusten’ die hier voor de militair tegen overstaan niet in verhouding zijn. En niet in het voordeel van de militair!
Dat hiervoor een apart traject met een aparte financiering voor doorlopen zou moeten worden heeft u kunnen lezen in het artikel “Het arbeidsvoorwaardenoverleg en de Bijzondere Positie van de militair” in het vorige ProDef-Bulletin (ProDef-Bulletin nr. 6 | September 2014).
Uiteindelijk moet dit alles leiden tot één pakket aan specifieke arbeidsvoorwaarden dat één op één is gekoppeld aan de Bijzondere Positie van de militair.
Algemene regelgeving & vergelijking
Naast de erkenning en waardering voor de militair en de bijzondere positie die deze heeft als werknemer in Nederland, is dit totaal pakket ook van belang als het gaat om algemene regelgeving en vergelijking van de arbeidsvoorwaarden van de militair met andere (rijks)ambtenaren.
De militair wordt nu in nagenoeg alle gevallen beschouwd als een ‘normale’ werknemer. Op het moment dat er algemene regelgeving tot stand wordt gebracht wordt er veelal niet bekeken of deze algemene regelgeving een afwijkend effect heeft (voornamelijk negatiever) als gevolg van de Bijzondere Positie. Het bekendste voorbeeld hiervan is de invoering van de Wet uniformering Loonbegrip (WUL).
Niet minder belangrijk is het totaal pakket wanneer het gaat om de jaarlijkse vergelijking van de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden van (rijks)ambtenaren door het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Nu worden alle arbeidsvoorwaarden van de militair hierin meegenomen, ongeacht of deze een directe relatie hebben met de Bijzondere Positie van de militair. Een duidelijk voorbeeld hiervan is de oefentoelage. Deze toelage (de afkoop van extra beslaglegging) is direct gekoppeld aan de vrijstelling van de arbeidstijdenwet tijdens oefeningen, een element van de Bijzondere positie van de militair. Bij de vergelijking wordt deze oefentoelage echter als overuren geteld. Het is dan niet vreemd dat het totaal aan secundaire arbeidsvoorwaarden van militairen ruim boven die van andere ambtenaren uitkomen. Zie daar de ‘goud gerande arbeidsvoorwaarden’.
Voor een goede (pakket-)vergelijking zou het totaal pakket aan specifieke arbeidsvoorwaarden, alsmede de financiële omvang daarvan, buiten deze jaarlijkse vergelijking moeten worden gehouden.
Dan wordt het voor de buitenwereld
Uitdragen
Als laatste is het totaal pakket belangrijk voor de militair zelf en zijn of haar omgeving. De militair heeft op dit moment veelal zelf geen idee of het gevoel dat hij of zij een werknemer is met een bijzondere positie ten opzichte van alle andere werknemers in Nederland. Als de militair zelf al niet het besef en/of het gevoel heeft dat hij of zij een bijzondere positie heeft, mag niet van de omgeving verwacht worden dat deze dat wel als zodanig (h)erkent. In het artikel “de Bijzondere positie van de militair: Draagkracht vereist aandacht!” in het eerste ProDef-Bulletin van 2014 (ProDef-Bulletin nr. 1 | Februari 2014) stond daarom al geschreven: “Het is daarom in het belang van elke militair om deze bijzondere positie, daar waar mogelijk, voor het voetlicht te brengen én te houden.
Het totaal pakket aan specifieke arbeidsvoorwaarden, aangevuld met concrete praktijk voorbeelden, geeft de militair houvast om deze bijzondere positie uit te dragen en daarmee de noodzakelijk draagkracht te verwerven. Uiteindelijk is de militair zelf, met zijn of haar eigen (dienst)verhaal de beste ambassadeur.
