Tot grote teleurstelling van de GOV|MHB heeft Defensie vanaf het begin onterecht gecommuniceerd dat van het recht om te kiezen voor de oude diensteinderegeling uiterlijk tot 1 april 2018 gebruik kan worden gemaakt. Onterecht omdat dit een van de uit het akkoord voortvloeiende elementen is waar Defensie en de centrales tot overeenstemming moeten komen.
Deze eenzijdige communicatie heeft bij veel mensen tot frustraties geleid. Enerzijds omdat dit uiterlijke keuzemoment al was ‘bepaald’ terwijl er nog veel onduidelijkheden waren over zaken die in het akkoord stonden. Anderzijds omdat de middelen die beschikbaar waren om de keuze te ondersteunen als onvoldoende werden ervaren. Veel mensen hebben het gevoel dat de rekentool onvoldoende gespecificeerd is op de individuele situatie en daar komt bij dat sommige militairen op aanvraag afwijkende berekeningen van het ABP hebben gekregen. Bij de bespreking van het keuzemoment in het reguliere overleg met Defensie hebben de centrales deze zaken aan de minister meegegeven. Ook Defensie zelf heeft gemerkt dat er veel onrust bij het personeel heerst over dit keuzemoment. Daarom zijn de partijen overeengekomen dat het tot nu toe gecommuniceerde moment van 1 april 2018 in ieder geval niet zal gelden. Defensie zal met een nieuw voorstel komen over de uiterste datum dat de keuze gemaakt moet worden. Van de kant van de centrales is het voorstel gedaan om de militairen die een keus hebben tot eind 2018 de tijd te geven gebruik te maken van het recht om te kiezen. Dan heeft Defensie voldoende tijd om mensen ook op individuele basis te informeren en is er tegen die tijd ook meer duidelijkheid over de nieuwe defensiespecifieke pensioenregeling voor militairen en de aanpassingen in het loongebouw die per 1 oktober 2018 overeengekomen moeten zijn. Zodra Defensie met de centrales een nieuwe datum is overeengekomen zal dit in een nota worden gecommuniceerd naar het personeel. Hierin zal ook uitleg worden gegeven over de wijze waarop het personeel zich verder kan laten informeren over de (individuele) gevolgen van de oude en de nieuwe diensteinderegeling.
Voor de militairen die nu reeds gebruik maken van de tijdelijke regeling langer doorwerken geldt dat het langer doorwerken van toepassing is tot het moment dat er duidelijkheid is over de nieuwe diensteinderegeling. Ook voor deze mensen geldt dat zij tot het nog vast te stellen keuzemoment de gelegenheid moeten hebben om te bepalen of ze alsnog van de oude regeling gebruik willen maken of in de nieuwe diensteinderegeling willen blijven. Aangezien de regeling een voorwaardelijke looptijd van 2 jaar heeft (tenzij er duidelijkheid over de nDER zou komen), geldt voor eenieder die reeds gebruik maakt van het tijdelijk langer doorwerken dat dit tot het keuzemoment van kracht blijft. Voor diegene waarbij de komende tijd hun leeftijdsontslag in de oude regeling van toepassing is, maar die nog niet zeker zijn of zij in de nieuwe diensteinderegeling willen blijven, zal er een tijdelijke overbrugging tot het nog overeen te komen keuzemoment moeten worden geregeld. Dan kunnen ook zij tot de uiterlijke keuzedatum zich het recht behouden voor de oude regeling te kiezen. Defensie zal in de nota over het keuzemoment ook dit aspect benoemen en duidelijk aangeven hoe hiermee om te gaan.
Een laatste aspect in relatie tot het recht om te kiezen betreft een grote groep die op basis van hun geboortejaar zouden mogen kiezen maar die geen deel uitmaken van de groep 39a AMAR omdat zij later als 31 december 2001 in dienst gekomen of teruggekeerd zijn. Een voorbeeld zijn de ‘herintreders’. Deze groep heeft al een afwijkende ontslagleeftijd in de huidige diensteinderegeling ten opzichte van de groep van 39a AMAR. Nu wordt op basis van dit akkoord ook de mogelijkheid onthouden om gebruik te maken van de oude regeling en dus met 60 jaar met leeftijdsontslag te gaan. Voor deze en eventueel andere groepen die onevenredig worden geraakt door de maatregelen van dit akkoord is bepaald dat zij op individuele basis middels een rekest een verzoek kunnen indienen welke in een soort bijzondere commissie (BCO) zal worden behandeld.